Pensioen van zelfstandigen
Als je stopt met werken, wil je natuurlijk wel gewoon doorgaan met leven. En dan het liefst op dezelfde manier als voor je pensioen: met voldoende financiële ruimte. Veel werknemers bouwen daarom pensioen op via hun werkgever. Bij zzp’ers is dat iets anders: voor het overgrote deel bestaat er niet zoiets als een pensioenfonds. In dat geval kun je je oude dag naar eigen behoefte regelen. Wat dit concreet betekent, hangt natuurlijk helemaal af van jouw wensen en huidige omstandigheden.
Wanneer ga ik stoppen met werken?
Voor zelfstandigen bestaat er in principe geen van tevoren vastgelegde pensioenleeftijd. Als ondernemer ben je vrij om eerder te stoppen. Of om na de wettelijke AOW-leeftijd gewoon door te gaan. Je keuze hierin zal niet alleen afhankelijk zijn van je wensen, maar ook van je mogelijkheden. Ondernemers die een fysiek belastend beroep uitoefenen, moeten er rekening mee houden dat zij misschien niet door kunnen gaan tot de AOW-leeftijd. Dat heeft dan wel financiële gevolgen, want je ontvangt geen AOW-uitkering in die tussentijd.
Ben je niet altijd zzp’er geweest en heb je in het verleden bij een werkgever pensioen opgebouwd? Dan gaat die uitkering van start op de datum die in de pensioenovereenkomst staat.
Hoeveel heb ik nodig?
Je weet wat op dit moment je vaste laten zijn. Kans bestaat dat dit bedrag hoger is tegen de tijd dat je met pensioen gaat. Bijvoorbeeld door inflatie. Daar staat wel tegenover dat andere lasten wellicht lager zijn. Misschien ga je wel kleiner wonen, of valt een deel van je gezinskosten weg omdat je kinderen voor zichzelf kunnen zorgen. Probeer eens een inschatting te maken van het bedrag dat je na je pensionering maandelijks nodig hebt. Bijvoorbeeld door de volgende dingen te doen:
- Maak een schatting van je vaste lasten.
- Tel daarbij de overige kosten op die je denkt te maken.
- Verhoog die kosten met het bedrag dat je wilt overhouden om van te leven.
Misschien hoef je niet een voorziening te treffen voor het hele bedrag maandbedrag. Je kan een deel daarvan natuurlijk al op een andere manier opgebouwd hebben op het moment dat je denkt te stoppen. Zie daarvoor ook het onderdeel ‘Wat heb ik al?’. Wil je een zo goed mogelijk beeld van je financiële situatie op het moment dat je stopt met werken? Dan kun je overwegen een financieel adviseur in te schakelen.
Wat heb ik al?
Misschien heb je al een bedrag kunnen sparen dat je bestemd hebt voor later. Of heb je geïnvesteerd in je bedrijf waardoor je onderneming bij verkoop mogelijk geld waard is. Het is niet altijd zeker dat dit deel van je vermogen ongeschonden de pensioendatum haalt. Vooral als dat moment nog niet in de nabije toekomst ligt, kunnen zich situaties voordoen waardoor je dit geldt tussentijds al moet gebruiken. Dat is dus moeilijk in te schatten. Veel zelfstandigen hebben echter geen bedrijf om te verkopen. Zij werken op uurtarief: je ontvangt geld voor de tijd die je aan een klus besteedt. Zo bouw je geen waarde op in je bedrijf, want de waarde ben je zelf.
Bedragen waar je rekening mee kunt houden bij het bepalen van je pensioenvoorziening:
- Pensioen dat je eventueel eerder hebt opgebouwd als werknemer in loondienst (zie ook: ‘Hoeveel krijg ik aan AOW en eventueel aanvullend pensioen?’).
- Pensioen dat is opgebouwd bij een (verplicht gesteld) pensioenfonds (zie ook: ‘Bestaat er voor mij een pensioenfonds?’).
- Verzekeringen die uitkeren op de pensioendatum.
- Bepaalde bezittingen (activa) in je bedrijf, zeker als die ook apart van het bedrijf verkocht kunnen worden.
- Spaar- en beleggingssaldi op tot de pensioenleeftijd geblokkeerde bankrekeningen.
- De op de pensioendatum aanwezige overwaarde van de woning en/of het bedrijfspand. Natuurlijk kun je die overwaarde alleen te gelde maken als je het pand verkoopt of een nieuwe hypotheek afsluit.
Wanneer krijg ik AOW en hoeveel?
Wanneer je AOW ontvangt, is afhankelijk van jouw leeftijd. Vanaf 2019 is de AOW-leeftijd 66 jaar en die loopt geleidelijk met drie maanden op totdat de pensioengerechtigde leeftijd in 2023 67 jaar is. Een eventuele verdere leeftijdsverhoging is afhankelijk van de gemiddelde levensverwachting. Check op www.jouwaowleeftijd.nl om te zien vanaf welke leeftijd wanneer jij AOW kunt verwachten.
Het bedrag dat je aan AOW ontvangt, wordt elk half jaar vastgesteld. Voor de hoogte van het bedrag is van belang of je alleenstaand bent met of zonder kinderen, of dat je getrouwd bent, c.q. samenwoont met je partner.
AOW-bedragen per 1 juli 2016
De AOW-bedragen per 1 juli 2016 excl. vakantie-uitkering zijn:
- Alleenstaande: € 1081,77
- Gehuwde/samenwonende (per persoon): € 745,43
Hoeveel aanvullend pensioen krijg ik?
Op de website www.mijnpensioenoverzicht.nl vind je informatie over de AOW. En eventueel over het pensioen dat je via een werkgever of een verplicht beroepspensioenfonds hebt opgebouwd. Het is goed om deze website jaarlijks te bezoeken. Het pensioenbedrag kan namelijk veranderen.
Als het kan, stijgen de pensioenbedragen mee met de prijzen. Als pensioenuitvoerders daarvoor niet de financiële middelen hebben, dan blijft zo’n stijging achterwege. Sommige pensioenfondsen zijn genoodzaakt om de pensioenopbouw te verlagen. Kortom: het bedrag dat je daadwerkelijk op je pensioendatum kan verwachten, is niet zeker. Dat geldt zowel voor de AOW als voor het aanvullend pensioen.
Hoe hoog is de pensioenvoorziening die moet ik treffen?
Je hebt vastgesteld welk bedrag je maandelijks netto wilt krijgen. En wat je verwacht te ontvangen en/of al hebt. Voor het bedrag dat dan resteert kun je een aparte voorziening treffen. De hoogte daarvan is afhankelijk van je leeftijd en van het moment waarop je wilt stoppen met werken.
Wat kost het?
Hoe veel je kwijt bent aan het opbouwen van een oudedagsvoorziening hangt helemaal af van je wensen en je situatie als je begint aan de opbouw. In het algemeen geldt: elk jaar dat je later start met opbouwen van je pensioen maakt het treffen van een voorziening voor de oude dag duurder. Anders gezegd: hoe eerder je daarmee begint, hoe kleiner deel van je budget nodig is om ook na de werkzame periode financieel gezond verder te kunnen leven. Daarnaast hangen de kosten af van de hoogte van de voorziening die je wilt, de eventuele verzekeringen voor nabestaanden en arbeidsongeschiktheid en de aanbieder die je kiest. Ook de manier van opbouwen heeft invloed op de kosten: ga je sparen, beleggen, verzekeren of ga je dit combineren?
Hoe zorg ik voor een inkomen voor later?
Je kan op allerlei manieren geld apart zetten voor later. In een aantal gevallen kun je de bedragen daarvoor van de belasting aftrekken. Dat betekent wel dat je later belasting betaalt over het geld dat dan beschikbaar komt.
Fiscale Oudedagsreserve (FOR)
Ben je een zelfstandig ondernemer met een eenmanszaak? Dan kan je jaarlijks een deel van de winst toevoegen aan de oudedagsreserve. Dat deel is vrijgesteld van belastingheffing als je aan bepaalde voorwaarden voldoet. Zo moet je voldoen aan het urencriterium en mag je aan het begin van het kalenderjaar je AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt.
Nu geldt dat je 9,8% van de jaarwinst mag toevoegen aan de oudedagsreserve met een maximum (in 2016) van € 8.774. Zo kan je elk jaar het bedrag van de reserve verhogen. De reservering mag echter niet hoger worden dan het bedrijfsvermogen. Dat is de boekwaarde van je onderneming, verminderd met bepaalde andere reserveringen waarvoor je belastingaftrek hebt genoten. Daalt in een bepaald jaar het bedrijfsvermogen en komt dat lager uit dan de opgebouwde oudedagsreserve dan moet de oudedagsreserve naar beneden bijgesteld worden? Er komt dan als het ware geld vrij. Over dat bedrag ben je belasting verschuldigd.
De fiscus accepteert geen ‘dubbele aftrek’ voor de oudedagsvoorziening. Heb je bijvoorbeeld bepaalde pensioenpremies op de winst in mindering gebracht? Dan wordt de maximum toevoeging van de oudedagsreserve met die premies verlaagd.
Aandachtspunten:
- De oudedagsreserve blijft deel uitmaken van het bedrijfsvermogen. Crediteuren kunnen dus op dat bedrag aanspraak maken als zij hun vordering opeisen.
- Je mag het gereserveerde bedrag ook gebruiken voor andere doeleinden, bijvoorbeeld voor investeringen in je onderneming. Maar de belastingverplichting blijft bestaan. Er wordt belasting geheven over het gereserveerde bedrag op het moment dat je dit bedrag moet verlagen, bijvoorbeeld als je het bedrijf beëindigt. Je ondernemingsvermogen wordt dan lager dan je reserve.
- Je hoeft bij beëindiging niet met de fiscus af te rekenen als je nog over het gereserveerde geld beschikt en daarmee een lijfrenteverzekering aankoopt. Je krijgt dan opnieuw belastinguitstel totdat de lijfrentetermijnen tot uitkering komen. Zie ook: ‘Sparen voor een lijfrente’.
Sparen voor een lijfrente en aankopen van een lijfrente - Je kan ook je pensioen regelen of aanvullen door het aankopen van een lijfrente of het sparen voor een lijfrente. Een lijfrente bestaat uit twee fases.
In de eerste fase zet je geld opzij bij een verzekeraar of op een geblokkeerde bankrekening. Je bepaalt dat het vermogen dat je op die manier opbouwt, alleen gebruikt kan worden om er een lijfrente mee te kopen. Dat is belangrijk, omdat je dan gebruik kan maken van uitstel van belastingbetaling (zie verder). Ook geef je aan op welk tijdstip die lijfrente wordt gekocht. Het aankopen van een lijfrente is de tweede fase. Vanaf dat moment krijg je een periodieke uitkering, bijvoorbeeld per maand of per jaar.
Een lijfrente opbouwen
De inleg voor een lijfrente kan je periodiek betalen, bijvoorbeeld maandelijks. Maar dat kan ook met een bedrag in één keer (een koopsom). Bijvoorbeeld door (een deel van) de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrente. Daarmee hoef je niet te wachten totdat je het bedrijf beëindigt, dat kan ook tussentijds. Als er sprake is van een pensioentekort dan is de lijfrentepremie of koopsom aftrekbaar van de belasting. De lijfrente wordt pas belast op het moment dat die tot uitkering komt.
De fiscale regels zijn niet makkelijk en vragen om nogal wat rekenwerk…
Eerst is er de vraag wat verstaan wordt onder een pensioentekort. Dat is het geval, als het pensioen in het vorige kalenderjaar minder dan 70% bedroeg van je gemiddelde inkomen. Voor de berekeningen gelden dus de gegevens van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin je de inleg van je lijfrente wilt aftrekken van de belasting. .
De belastingaftrek is in alle gevallen gebonden aan een maximum, namelijk 13,8% van de premiegrondslag.
Wat is de premiegrondslag?
Dat is de winst uit onderneming vóór toevoeging of afname van de oudedagsreserve en de ondernemersaftrek
+ belastbaar loon
+ het resultaat uit andere werkzaamheden
+ periodieke uitkeringen
-/- Aftrek reizen met openbaar vervoer
-/- Eventuele afname oudedagsreserve
-/- AOW-franchise (voor 2016: € 11.996)
Welke lijfrente kies je?
Een lijfrente opbouwen kan bij een verzekeraar, een bank of bij een beleggingsinstelling.
Als je een lijfrente bij een verzekeraar hebt afgesloten, dan kan je na afloop van de opbouwperiode een periodieke uitkering kopen. Dat kan bij de verzekeraar waar je de polis had afgesloten, maar ook bij een andere verzekeraar, bank of beleggingsinstelling. Die uitkering kan tijdelijk zijn of levenslang. Als je kiest voor levenslang dan koop je wederom een verzekering aan. Sparen voor een lijfrente kan ook bij een bank. Bij banksparen open je dan een speciale, geblokkeerde rekening. Je kan dan kiezen uit een spaar- of een beleggingsrekening. Bij een beleggingsrekening heb je kans op een hoger rendement, maar loop je aan de andere kant het risico dat de beleggingen aan waarde verliezen. Een spaarrekening biedt meer zekerheid. De mate van zekerheid is overigens afhankelijk van de vraag of de bank een vaste of een variabele rente vergoedt. Zo is de laatste tijd de rente sterk verlaagd. Dat zal invloed hebben op de hoogte van je lijfrente-uitkering.
Je kunt kiezen uit de twee volgende vormen van lijfrente:
Tijdelijke lijfrente
Als je kiest voor een tijdelijke lijfrente, dan zijn de fiscale regels voor een lijfrenteverzekering en een lijfrente bankspaarrekening grotendeels gelijk. De uitkering van de lijfrentetermijnen mogen niet eerder ingaan dan bij het bereiken van de AOW- leeftijd en niet later dan vijf jaar na je AOW-leeftijd.. Een tijdelijke lijfrente heeft een minimale looptijd van 5 jaar, maar eindigt bij eerder overlijden en de uitkering mag niet hoger zijn dan € 21.248,00 per jaar. Dit bedrag geldt voor 2016 en wordt jaarlijks geïndexeerd.
Eigenlijk geldt dat bij banksparen altijd sprake is van een tijdelijke lijfrente. Je spreekt met de bank af over hoeveel jaren het beschikbare kapitaal wordt uitgesmeerd. Dat is dus minimaal over vijf jaren. Het maximum aantal jaren is over het algemeen 20 of 30 jaar.
Bij banksparen kan voor twee opties gekozen worden als de uitkeringen ingaan op je AOW-leeftijd of later: je kan kiezen voor een uitkeringsduur van minimaal 20 jaar, of een uitkeringsduur van minimaal vijf en maximaal twintig jaar met een maximumuitkering van € 21.248,00 (in 2016) per jaar. Laat je de uitkeringen eerder ingaan dan op je AOW-leeftijd leeftijd, dan is de minimale uitkeringsduur 20 jaar plus het aantal jaren dat je jonger bent dan je AOW-leeftijd.
Levenslange uitkering
Bij een lijfrenteverzekering kan je kiezen voor een levenslange uitkering. De verzekeringmaatschappij verzekert dan het zogenoemde ‘langleven risico’. Maar wat als je eerder zou overlijden dan je partner? Je kan daarvoor een regeling maken op het moment dat je voor de gespaarde lijfrentepremies of –stortingen een lijfrenteverzekering afsluit of een bankrekening opent. Je kan dan namelijk kiezen voor een verzekering op alleen je eigen leven of voor een verzekering op twee levens: die van jou en je partner. Kies je voor ‘één leven’, dan stopt de lijfrente-uitkering zodra je overlijdt. Sluit je de verzekering echter op ‘twee levens’ dan loopt de uitkering door tot beide partners overleden zijn. Dat geldt dus ook als je partner eerder dan jij zou overlijden. Vaak wordt ervoor gekozen om 70% van de uitkering te laten doorlopen als één van de partners overlijdt. Bij zo’n constructie zijn de maandelijkse uitkeringstermijnen wel wat lager dan wanneer een verzekering ‘op één leven’ wordt afgesloten.
Raadpleeg de onderstaande vragen voor een aanvullende uitleg:
Wat is het verschil tussen een lijfrente op basis van garantie en een lijfrente op basis van risico?
Bij een lijfrente op basis van garantie staat vooraf vast hoeveel kapitaal je opbouwt, los van de vraag hoe de waarde van de beleggingen zich ontwikkelt. De verzekeraar garandeert het eindkapitaal. Bij een verzekering op basis van risico staat het uiteindelijke kapitaal niet van tevoren vast, dat kan mee- of tegenvallen. De premie voor een lijfrente op basis van garantie is hoger dan een lijfrente op basis van risico. Een combinatie van garantie en risico is ook mogelijk.
Wanneer weet ik hoe hoog de lijfrente-uitkering precies is?
Bij de beëindiging van de verzekering koop je met het dan opgebouwde kapitaal een lijfrente aan. Het hangt van de marktsituatie op dat moment af hoe hoog de lijfrentetermijnen zullen zijn. Het heeft zin om bij verschillende aanbieders offertes aan te vragen en te kijken welke de beste aanbieding doet.
Je hebt indertijd gedacht dat je op je AOW-leeftijd zou willen stoppen met werken. Op die leeftijd komt je lijfrente vrij, maar je wil liever toch een aantal jaren doorwerken. Wat dan?
Dan kan je de uitkeringen uitstellen tot het moment dat je het geld wel nodig hebt. Het uitstel kan niet langer dan tot vijf jaar na je AOW-leeftijd. Je koopt dan met de vrijvallende lijfrente een nieuwe verzekering aan. Of je zet het bedrag vast op een geblokkeerde bankrekening. Dat hoeft niet bij de verzekeraar of de bank waar de oorspronkelijke lijfrente was ondergebracht. Je kan kiezen voor de partij die het beste rendement aanbiedt.
Doorgaan met je bestaande pensioenregeling
Misschien ben je je onderneming gestart vanuit een loondienstsituatie. Je hebt dan de mogelijkheid om de opbouw van je pensioen vrijwillig voort te zetten bij de pensioenregeling van je laatste werkgever. Dat kan overigens alleen als het pensioenreglement die voortzetting toestaat. Is dat het geval dan kan je maximaal tien jaar lang doorgaan met deze pensioenregeling en de premies gedurende die termijn van de belasting aftrekken. Hiervoor gelden wel bepaalde voorwaarden. Sommige zijn in de wet vastgelegd, maar daarnaast hebben sommige pensioenfondsen nog eigen spelregels. Je kunt dus niet bij elk pensioenfonds tien jaar voortzetten. De pensioenuitvoerder kan je daarover verder informeren.
De belangrijkste spelregels bij het voortzetten van je pensioenregeling: Voor wat betreft de hoogte van de pensioenvoorziening geldt dat gedurende de eerste drie jaar wordt uitgegaan van het laatstverdiende loon bij je ex-werkgever. Vanaf het vierde jaar gaan verschillende andere inkomsten meetellen, zoals de winst uit onderneming. Gekeken wordt naar inkomensgegevens van twee jaar terug. Die inkomensgegevens moet je jaarlijks aan de pensioenuitvoerder verstrekken. Wil je gebruik maken van deze vrijwillige voortzetting, dan moet je dit binnen drie maanden na beëindiging van het dienstverband bij de pensioenuitvoerder aanvragen.
Een nadeel is dat je een stuk meer moet gaan betalen voor de pensioenregeling dan je als werknemer gewend was. Als zelfstandig ondernemer betaal je namelijk de gehele premie, dat wil zeggen zowel het werknemers- als het werkgeversdeel. Je kan uitrekenen welke premie beschikbaar komt als je de pensioenregeling stopt en je een eigen weg kiest.
Een ander nadeel is dat de pensioenpremie bij vrijwillige voortzetting niet flexibel is. Er wordt dus geen rekening gehouden met wisselende inkomsten. De premie wordt gebaseerd op je laatstverdiende salaris bij je werkgever..
Na maximaal tien jaar eindigt de vrijwillige voortzetting. De vraag of je dan voldoende pensioen hebt opgebouwd is afhankelijk van je persoonlijke situatie. Is dat niet het geval dan heb je een ‘pensioengat’ en kan je dat opvullen met bijvoorbeeld een lijfrente. Ook is het goed te bezien hoe dan het nabestaandenpensioen is geregeld. Dat verschilt per pensioenfonds. Zie hiervoor ook: Hoe zorg ik dat mijn gezin verzorgd achterblijft?
Meedoen aan een verplichte pensioenregeling
Zoals de term al aangeeft heb je in dat geval geen keuze. In sommige bedrijfstakken geldt een verplicht gestelde pensioenregeling ook voor zelfstandigen. Dat is het geval in de bouwnijverheid en ook voor ondernemers die actief zijn in de afwerking. Zij vallen onder een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds
Er zijn ook pensioenfondsen voor zelfstandigen die een bepaald beroep uitoefenen. Bij de meeste fondsen is de deelname verplicht. Het gaat veelal om medische beroepen, maar ook voor notarissen, loodsen en sommige zelfstandig kunstenaars zijn er specifieke beroepspensioenfondsen
Beroepspensioenfondsen waaraan zelfstandigen kunnen of verplicht moeten deelnemen, zijn:
Stichting Pensioenfonds Apothekers
Beroepspensioenfonds Dierenartsen
Stichting Pensioenfonds Fysiotherapeuten
Stichting Pensioenfonds Huisartsen
Stichting Pensioenfonds Medisch Specialisten
Stichting Beroepspensioenfonds Loodsen
Stichting Notarieel Pensioenfonds
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Stichting Pensioenfonds Tandartsen en Tandarts-specialisten
Stichting Beroepspensioenfonds voor Zelfstandige Kunstenaars Aena
Het is goed om na te gaan of er voor jouw bedrijf of beroep een pensioenfonds is waaraan je verplicht moet deelnemen. Je dient zelf het initiatief te nemen om je daar aan te melden. Doe je dat niet, dan kan het pensioenfonds de totale verschuldigde premie opeisen vanaf het moment dat je als zelfstandige bent gestart.
Je stakingswinst omzetten in een lijfrente
Als je je bedrijf beëindigt (‘staakt’), bijvoorbeeld door de onderneming te verkopen, dan heb je recht op stakingsaftrek. Die aftrek is afhankelijk van je leeftijd op het moment van bedrijfsbeeindiging en kan oplopen tot € 449.283 aan extra lijfrenteaftrek. Je kan de stakingswinst belastingvrij gebruiken voor een lijfrente. Belastingvrij betekent dat je de koopsom kan aftrekken van de belastbare winst en dat je belasting betaalt over de uitkeringen van de lijfrente.
De stakingswinst is kort gezegd het verschil tussen de boekwaarde van je onderneming en de verkoopprijs. Als die winst zo hoog is als de bedragen waar het hier om gaat, dan gaat het gezegde op dat ‘je zaak (een groot deel van) je pensioen is’ Een voorbeeld om de gedachten te bepalen: Je stopt op je 65e jaar en koopt voor de stakingswinst van € 100.000 een direct ingaande lijfrente, dan keert die levenslang een bedrag uit van om en nabij € 550 per maand. Dit is slechts een ruw richtbedrag. De werkelijke uitkering hangt af van verschillende factoren. Zoals het soort lijfrente. Je mag de stakingslijfrente aankopen in drie vormen :
- Oudedagslijfrente : levenslange lijfrente die uiterlijk moet ingaan op je 72-jarige leeftijd.
- Nabestaandenlijfrente : lijfrente ten gunste van je partner wanneer je komt te overlijden.
- Tijdelijke oudedagslijfrente : lijfrente die ingaat tussen 60 en 72 jaar. De uitkering moet minimaal 5 jaar duren. Het bedrag is dan beperkt tot € 21.248 per jaar (dit bedrag geldt voor 2016 en wordt jaarlijks geïndexeerd).
Soms is het lastig te voorspellen of je je bedrijf winstgevend kan verkopen. Dat hangt in belangrijke mate af van de vraag of de omzet zonder jouw inbreng gehandhaafd kan worden.
Hoe zorg ik dat mijn gezin verzorgd achterblijft?
De pensioenregeling van de meeste werknemers bevat meer dan alleen een voorziening voor de ‘oude dag’. Vaak bestaat die regeling uit drie onderdelen:
- een ouderdomspensioen
- een nabestaandenpensioen en
- een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het kan zijn dat jouw gezin helemaal of voor een deel afhankelijk is van jouw inkomen. Je kan dan zelf maatregelen nemen om te zorgen dat je gezin verzorgd achterblijft als je vóór je pensioengerechtigde leeftijd overlijdt. Ga eerst na wat de kosten in dat geval voor je gezin zullen zijn. Misschien heb je bij je hypotheek een verzekering afgesloten waarmee de hypotheek (voor een deel) wordt afgelost als je overlijdt. In dat geval nemen de woonlasten af. Heeft je partner recht op Anw? Dat is het geval als je partner de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt en een kind verzorgt onder de 18 jaar, of meer dan 45% arbeidsongeschikt is, of geboren is voor 1 januari 1950. Als je eerder werknemer was met een pensioenregeling, dan bestaat de kans dat je partner recht heeft op nabestaandenpensioen. Op het pensioenoverzicht vind je hoe hoog dat pensioen is. Dat kan je ook zien op de website mijnpensioenoverzicht.nl.
Blijft er onvoldoende inkomen over voor je nabestaanden om van te leven? Dan kan je natuurlijk geld sparen (of beleggen) waardoor je gezin makkelijker kan rondkomen. Ook kan je een overlijdensrisicoverzekering afsluiten, die als je overlijdt aan je partner een kapitaal uitkeert. De premie kan je niet aftrekken van de belasting. Maar daar staat tegenover dat je partner geen inkomstenbelasting hoeft te betalen over het uitgekeerde kapitaal.
Een andere mogelijkheid is het afsluiten van een nabestaandenlijfrenteverzekering. Dan krijgt je partner vanaf jouw overlijden levenslang een uitkering (of de uitkering gaat naar je kinderen tot uiterlijk hun 30e jaar). De premie is aftrekbaar voor de belasting als je een pensioentekort hebt. Wel moet belasting betaald worden over de uitkeringen.
Wat als ik arbeidsongeschikt word?
Heeft je gezin voldoende financiële ruimte als je niet meer in staat bent te werken? Als dat niet het geval is dan kan het handig zijn een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Meer informatie hierover vind je op deze website onder Arbeidsongeschikt
DGA en pensioen
De wetgever heeft het per 1 oktober 2012 makkelijker gemaakt om een BV op te richten. Je kan je eenmanszaak omzetten in een BV door de inbreng van bij wijze van spreken één eurocent. Of het ook voor jou interessant is, hangt af van je persoonlijke omstandigheden.
De fiscale regels zijn voor een BV heel anders dan voor een eenmanszaak. Dat geldt ook voor de juridische regels. Vaak kiezen ondernemers voor de BV-vorm omdat zij dan in principe niet met hun privé vermogen aansprakelijkheid zijn voor de schulden van de onderneming. Daar staan weer andere aansprakelijkheden van de directeur grootaandeelhouder tegenover. Meer informatie hierover vind je op deze website onder Aansprakelijkheid.
Val ik als DGA onder een pensioenregeling?
Een directeur-grootaandeelhouder valt niet onder de Pensioenwet als hij 10% of meer van de aandelen bezit. Is dat bij jou het geval, dan val je niet onder een pensioenregeling. Je moet dan zelf voor je pensioen zorgen. In sommige bedrijfstakken waar een verplicht gestelde pensioenregeling is, geldt die regeling echter ook voor dga’s. Het is verstandig om uit te zoeken of dat in jouw situatie het geval is.
Wat verandert er als ik mijn eenmanszaak omzet in een BV?
Je kan de eenmanszaak op twee manieren in een BV inbrengen, via een:
Ruisende inbreng
Ruisende inbreng: Stakingslijfrente
Als je de onderneming ruisend in een B.V. inbrengt, staak je de eenmanszaak en verkoop je die aan de BV. Je moet dan inkomstenbelasting betalen over de winst. Maar je kan ook de stakingswinst gebruiken om een lijfrente aan te kopen. Je betaalt dan nu geen belasting over (een deel van) de winst, maar pas op het moment dat de lijfrente gaat uitkeren. Zie voor meer informatie: Je stakingswinst omzetten in een lijfrente.
Geruisloze inbreng
Geruisloze inbreng: Oudedagsreserve valt vrij
Je mag de eenmanszaak ook zonder belastingheffing inbrengen in een BV. Dat is de geruisloze inbreng. Een dergelijke inbreng moet je wel afstemmen met de Belastingdienst. Je onderneming houdt in dat geval dezelfde boekwaarden. Datzelfde geldt ook voor de reserves die je hebt gevormd. Er is alleen een belangrijke uitzondering: je kan de opgebouwde oudedagsreserve niet meenemen naar de BV. Je bent immers nu dga geworden en de oudedagsreserve is alleen bedoeld voor zelfstandig ondernemers die onder de inkomstenbelasting vallen.
Dat betekent dat de oudedagsreserve vrij valt en je over dat bedrag inkomstenbelasting schuldig bent. Je kan het betalen van de belasting ook uitstellen door een lijfrente af te sluiten. Dat kan alleen als de oudedagsreserve niet alleen ‘op papier’ bestaat, maar ook in contanten aanwezig is.
De verschillen zijn vooral belastingtechnisch van aard. Maar de keuze heeft ook gevolgen voor je pensioen.
Hoe kan ik zorgen voor mijn pensioen?
Je hebt als dga verschillende mogelijkheden om geld apart te zetten voor later. Allereerst is het belangrijk te weten welk bedrag je nodig hebt en welk gedeelte daarvan je al hebt. Voor de zelfstandig ondernemer zijn deze mogelijkheden aangegeven in de rubriek: Hoe zorg ik voor een inkomen voor later?
Als dga kan je van die mogelijkheden ook gebruik maken, met uitzondering van de oudedagsreserve en het omzetten van de stakingswinst in een lijfrente.
Ben je je onderneming gestart vanuit een loondienstsituatie? Dan kan je soms je pensioen vrijwillig voortzetten bij de pensioenregeling van je laatste werkgever. Of dat in jouw geval mogelijk is hangt af van de vraag of het pensioenreglement die voortzetting ook voor dga’s toestaat. De pensioenuitvoerder kan je daarover informeren. Je hebt dan een termijn van drie maanden na uitdiensttreding bij je werkgever om je voor de voortzetting aan te melden.
Pensioenverzekering
Als dga kan je bij een verzekeraar een pensioenverzekering afsluiten. Die verzekeringen bestaan er in veel variëteiten. Je kan kiezen voor de meest uitgebreide variant. Die lijkt het meest op de pensioenregelingen die veel werknemers krijgen aangeboden. Het gaat dan niet alleen om het vormen van een kapitaal voor later, maar tegelijkertijd om een voorziening voor je nabestaanden en een voorziening voor het geval je arbeidsongeschikt raakt.
Er zijn ook verzekeringen die minder risico’s dekken. Ook bestaan er verschillen op het gebied van het zogenoemde vermogensbeheer. Als je streeft naar een zo hoog mogelijk rendement dan geef je er de voorkeur aan dat de verzekeraar je premies belegt. Je loopt dan wel het risico dat het rendement tegenvalt. Wil je een zo groot mogelijke zekerheid, dan zal je voorkeur uitgaan naar een gegarandeerd rendement.
Een enkele verzekeraar biedt de mogelijkheid van een gegarandeerd minimum rendement. Stel dat dat 3% bedraagt. Dan ontvang je altijd 3% rendement, ook al is de verzekeraar er niet geslaagd dat percentage te halen.
Brengen de beleggingen een hoger rendement op, dan krijg je dat hogere rendement.
Overzicht pensioenmomenten
Als je net gestart bent, ben je waarschijnlijk met andere dingen bezig dan je pensioenvoorziening. Je moet je bedrijf tenslotte op de rit krijgen. Wat is voor een goed moment om aan je pensioen te gaan denken? En wat moet je dan doen?
Je bent 25 jaar en net gestart
Doe het rustig aan en zet eerst het bedrijf goed op de kaart. Beschik je al over extra geld? Bepaal dan eerst of je dit geld moet herinvesteren in je bedrijf (groei) of dat het beschikbaar is voor de eerste pensioenvoorziening.
Je bent 35 jaar en al een tijdje actief als ondernemer
Het is nog geen ramp als je geen voorziening voor je pensioen hebt, maar het moet je aandacht krijgen. Het wordt nu wel tijd om iets te gaan reserveren. Anders bouw je straks te weinig op om een aanvulling op je AOW te krijgen.
Je bent 45 jaar en gevestigd als ondernemer
Nu moet je echt uit de startblokken komen! Als je nog niets aan pensioenopbouw gedaan hebt, is het tijd voor actie. Heb je al wel iets geregeld? Onderzoek dan eens (met je adviseur) of er nog voldoende wordt opgebouwd. Deze review is belangrijk. Wellicht blijkt hieruit dat je de voorziening moet aanpassen.
Je bent 55 jaar en doorgewinterd ondernemer
Als je nog niets hebt geregeld op pensioengebied, dan ben je rijkelijk laat. Je hoeft de noodklok echter nog niet te luiden. Breng je beleggingen onder bij een verzekeraar. Zorg er door een versnelde opbouw voor dat je alsnog voldoende pensioen opbouwt.
Je bereikt de AOW-leeftijd en gaat wellicht stoppen als ondernemer
Je hebt geen pensioen opgebouwd? Dan is bij verkoop van de onderneming de waardebepaling belangrijk. Levert de verkoop van je bedrijf voldoende op om, na afrekening met de Belastingdienst, een pensioenstorting te doen? Dan heb je geluk.
(bron: Kamer van Koophandel)